Login| Sign Up| Help| Contact|

Patent Searching and Data


Title:
APPARATUS FOR CONVEYING PRODUCTS AND A DIVIDER
Document Type and Number:
WIPO Patent Application WO/2009/005349
Kind Code:
A2
Abstract:
An apparatus (1) for conveying products comprises at least a first conveyor (2) and a second conveyor (3), each comprising at least a first drivable conveyor track (4a, 5a) for carrying and conveying the products thereon. The apparatus further comprises at least a parallel first transition (7a) between the first conveyor track (4a) of said first conveyor (2) and the first conveyor track (5a) of said second conveyor (3), via which first transition (7a) the products can be moved between said first conveyor (2) and said second conveyor (3) by means of a first control member (8a). The first and the second conveyor (2, 3) each comprise at least a second conveyor track (4b-d, 5b-d) and a second transition (7b) and a second control member (8b-d). The first conveyor (2) includes a parallel part, in which the first and second conveyor tracks (4a-d) of the first conveyor (2) extend parallel to each other and in which the spacing between the first and second conveyor tracks (4a-d) in the transverse direction thereof is smaller than the width of the first conveyor track (5a-d) of the second conveyor (3) at the location of the first transition (7).

Inventors:
BALK WOUTER (NL)
Application Number:
PCT/NL2008/050437
Publication Date:
January 08, 2009
Filing Date:
June 30, 2008
Export Citation:
Click for automatic bibliography generation   Help
Assignee:
SPECIALTY CONVEYOR BV (NL)
BALK WOUTER (NL)
International Classes:
B65G47/76; B65G21/18; B65G47/57; B65G47/71
Domestic Patent References:
WO2005102877A12005-11-03
Foreign References:
DE8618442U11986-09-11
EP1424297A12004-06-02
FR1501928A1967-11-18
US6648124B12003-11-18
US3145825A1964-08-25
DE4442586A11996-06-05
Attorney, Agent or Firm:
METMAN, Karel Johannes et al. (XK Amsterdam, NL)
Download PDF:
Claims:
CONCLUSIES

1. Inrichting (1) voor het transporteren van proctuc- ten welke voorzien is van ten minste een eerste transporteur (2) en een tweede transporteur (3) , die elk ten minste een eerste aandrijfbare transportbaan (4a, 5a) voor het daarop dragen en transporteren van de producten omvatten; en ten minste een eerste overgang (7a) tussen de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) en de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) over welke eerste overgang (7a) de producten tussen de eerste transpor- teur (2) en de tweede transporteur (3) door middel van een eerste stuurorgaan (8a) verplaahsbaar zijn,- zodat een paar met elkaar samenwerkende eerste transportbanen (4a, 5a) wordt gevormd, waarbij tenminste de aan de eerste overgang (7a) grenzende gedeelten van het paar eerste transportbanen (4a, 5a) althans ongeveer parallel aan elkaar zijn en althans on- geveer dezelfde transportrichting hebben, met hefc kenmerk, dat de eerste (2) en de tweede transporteur (3) elk zijn voorzien van ten minste een tweede transportbaan (4b-d, 5b-d) respectievelij k tweede overgang (7b-d) en tweede stuurorgaan (8b-d) teneinde ten minste twee paren met elkaar samenwerkende eerste transportbanen en met elkaar samenwerkende tweede transportbanen (4b-d, 5b-d) te vormen, waarbij ten minste de eerste transporteur (2) een paralleldeel heeft waarin de eerste en tweede transportbaan (4a-d) van de eerste transporteur (2) parallel aan elkaar lopen en de onderlinge afstand daar- van in dwarsrichting van de eerste en tweede transportbaan (4a-d) kleiner is dan de breedte van de eerste transportbaan (5a-d) van de tweede transporteur (3) ter plaatse van de eerste overgang (7). 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de tenminste eerste en tweede transportbaan (4a-d, 5a-d) van de eerste en de tweede transporteur (2, 3) zodanig parallel naast elkaar zijn opgesteld dat de eerste en tweede overgang (7a-d) in de transportrichting zijdelings zijn versprongen, en de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur

(3) ter plaatse van de eerste overgang (7a) aan dezelfde zij- de van de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) ligt als de tweede transportbaan (5b) van de tweede transporteur (3) ter plaatse van de tweede overgang (7b) aan de zijde van de tweede transportbaan (4b) van de eerste transporteur (2) ligt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) althans on- geveer in het verlengde ligt van de tweede transportbaan (4b) van de eerste transporteur (2) .

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclu- sies, waarbij tenminste de aan de eerste en tweede overgang (7a-d) grenzer.de parallelle gedeeltcn van de tenininste eerste en tweede transportbaan (4a-d, 5a-d) van de eerste en tweede transporteur (2, 3) gekromd zijn.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclu- sies, waarbij ten minste een van de transporteurs (2, 3) tenminste gedeeltelijk een spiraalvorm heeft.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de eerste en de tweede transporteur (2, 3) voor en na de eerste en tweede overgang (7a, 7b) een spiraalvorm hebben.

7. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste (2) en tweede transporteur (3) twee paren eerste en tweede transportbanen (4a-b, 5a-b) omvatten, welke zodanig zijn op- gesteld, dat de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) zich ter plaatse van de eerste overgang (7a) aan de van de tweede transportbaan (4b) van de eerste transporteur (2) afgekeerde zijde van de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) bevindt, en de tweede trans- portbaan (5b) van de tweede transporteur (3) zich ter plaatse van de tweede overgang (7b) aan de van de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) afgekeerde zijde van de tweede transportbaan (4b) van de eerste transporteur (2) bevindt. 8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de twee paren eerste en tweede transportbanen (4a-b, 5a-b) een een- heid vormen (9, 9', 9''), waarin het paralleldeel zich direct

vanaf de eerste en de tweede overgang (7a-b) uitstrekt, zoals gezien vanaf de tweede (3) naar de eerste transporteur (2), en waarbij de inrichting (1) is voorzien van ten minste twee van dergelijke eenheden (9, 9', 9"), waarbij de eenheden (9, 9' , 9' ' ) ter plaatse van de eerste en tweede transportbanen (4a-b) van de eerste transporteurs (2) tenminste gedeeltelijk parallel aan elkaar lopen binnen een parallel gedeelte van een paralleltransporteur, en waarbij de afstand tussen de eenheden voorbij het parallelle gedeelte toeneemt, zoals ge- zien vanaf het parallelle gedeelte naar de overgangen {7a, 7b) .

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de paralleltransporteur tenminste gedeeltelijk een spiraalvorm heeft.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de een- heden (9, 9', 9'') op verschillende niveaus de spiraalvorm verlaten, zoals gezien langs een centrale as van de spiraalvorm.

11. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de tenminste eerste en tweede transportbanen (4a-d, 5a-d) van de eerste en tweede transporteur (2, 3) zodanig zijn opgesteld dat de tenminste eerste en tweede overgangen (7a-d) , in de dwarsrichting van de eerste en tweede transportbanen (4a-d, 5a-d) ter plaatse van de eerste en tweede overgang (7a-d) gezien, althans ongeveer in lijn liggen. 12. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede transportbaan (4a-d, 5a-d) van de eerste en tweede transporteur {2, 3) zodanig zijn opgesteld dat de eerste en tweede overgang (7a-d) boven elkaar liggen.

13. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij tussen de tenminste eerste en tweede transportbaan (5a-d) van ten minste de tweede transporteur (3) ten minste een verdere overgang (lla-e) is verschaft, waarover de producten tussen de eerste en tweede transportbaan (5a-5d) van de tweede transporteur (3) door middel van ten minste een verplaat- singsorgaan (12a-e) verplaatsbaar zijn teneinde de van de eerste transporteur (2) naar de tweede transporteur (3) ge- transporteerde producten van de tweede naar de eerste of van

de eerste naar de tweede transportbaan (5a-d) van de tweede transporteur (3) te brengen, of de van de tweede transporteur (3) naar de eerste transporteur (2) getransporteerde produc- ten over de eerste en de tweede transportbaan (5a-d) van de tweede transporteur (3) te verdelen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de tenminste eerste en tweede transportbaan (5a-5d) van de tweede transporteur (3) zodanig worden aangedreven, dat deze dezelfde transportsnelheid hebben. 15. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) zich, vanuit de tweede transporteur (3) naar de eerste transporteur (2) gezien, voorbij de eerste overgang (7a) uitstrekt en een op afstand van de eerste overgang (7a) gelegen eerste distaal gedeelte (13) heeft, en waarbij de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) een op afstand van de eerste overgang (7a) gelegen tweede distaal gedeelte (14) heeft, waarbij de afstand tussen de eerste overgang (7a) en het eerste distale gedeelte (13) gelijk is aan de afstand tussen de eerste overgang (7a) en het tweede distale gedeelte (13) , wanneer de afstand langs een rechte lijn wordt gerαeten, maar waarbij de lengte van de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2} tussen de eerste overgang (7a) en het tweede distale gedeelte (14} langer is dan de lengte van de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) tussen de eerste overgang (7a) en het eerste distale gedeelte (13) , teneinde de eerste transportbaan (5a) van de tweede transporteur (3) tenminste gedeeltelijk een bypass voor de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2) te laten vormen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij een bij de eerste overgang (7a) behorend eerste stuurorgaan (12d) schakelbaar is voor het al dan niet verplaatsen van producten tussen de eerste transportbaan (5a) van de tweede transpor- teur (3) en de eerste transportbaan (4a) van de eerste transporteur (2} .

17. Inrichting volgens een van de conclusies 13-15, waarbij ten minste een van de verplaatsingsorganen (12a-d) schakelbaar is voor het al dan niet verplaatsen van producten tussen twee naast elkaar gelegen transportbanen (5a-d) van de tweede transporteur (3) .

18. Verdeler voor het verdelen van producten afkom- stig van een gemeenschappelij ke transportbaan (10) naar ten minste drie transportbanen (5a-d) , welke gemeenschappelij ke transportbaan (10) en transportbanen (5a-d) aandrijfbaar zijn in een transportrichting, zich parallel aan elkaar uitstrek- ken en aan elkaar grenzen, en waarbij tussen de gemeenschappelijke transportbaan (10) en een daaraan grenzen- de eerste transportbaan (5c, 5d) ten minste een eerstc verdelerovergang (lla) aanwezig is, over welke eerste verde- lerovergang (Ha) de producten tussen de gemeenschappelij ke transportbaan (10) en de eerste transportbaan (5c, 5d) ver- plaatsbaar zijn door middel van een bij de eerste verdelerovergang (Ha) behorend eerste verplaatsingsorgaan (12a), waarbij tenminste het eerste verplaatsingsorgaan (12a) schakelbaar is voor het al dan niet verplaatsen van de producten van de gemeenschappelij ke transportbaan (10) naar de eerste transportbaan (5c, 5d) teneinde voor de producten twee verschillende trajecten na het eerste verplaatsingsorgaan (12a) te kunnen selecteren, en waarbij de verdeler verder is voorzien van een aantal verdere overgangen (llb-e) en daarbij behorende verplaatsingsorganen (12b-e) voor het verder verdelen van de producten naar de transportbanen (5a-5c) , van welke verplaatsingsorganen (12b-e) er ten minste twee (12c, 12d) schakelbaar zijn en zodanig zijn opgesteld, dat het ene schakelbare verplaatsingorgaan (12c) de producten afkomstig uit het ene geselecteerde traject over twee aan elkaar gren- zende transportbanen (5a-d) kan verdelen, terwijl het andere schakelbare verplaatsingorgaan (12d) de producten afkomstig uit het andere geselecteerde traject over twee aan elkaar grenzende transportbanen (5a-d) kan verdelen.

19. Verdeler volgens conclusie 18, waarbij het eer- ste verplaatsingsorgaan (12a) sneller schakelbaar is dan de andere schakelbare verplaatsingsorganen (12c, 12d) .

20. Verdeler volgens conclusie 18 of 19, waarbij de gemeenschappelij ke transportbaan (10) voorbij het eerste verplaatsingsorgaan (12a) en eventueel verdere verplaatsingsorganen in de transportrichting gezien overgaat in een transportbaan (5a, 5d) van de tweede transporteur (3) .

Description:

Inrichting voor het transporteren van producten en een verde- ler

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het transporteren van producten welke voor- zien is van ten minste een eerste transporteur en een tweede transporteur , die elk ten minste een eerste aandrijfbare transportbaan voor het daarop dragen en transporteren van de producten omvatten; en ten minste een eerste overgang tussen de eerste transportbaan van de eerste transporteur en de eerste transportbaan van de tweede transporteur over welke eerste overgang de producten tussen de eerste transporteur en de tweede transporteur door middel van een eerste stuurorgaan verplaatsbaar zijn, zodat een paar met elkaar samenwerkende eerste transportbanen wordt gevormd, waarbij tenminste de aan de eerste overgang grenzende gedeelten van het paar eerste transportbanen althans ongeveer parallel aan elkaar zijn en althans ongeveer dezelfde transportrichting hebben.

Een dergelijke inrichting is bekend uit

WO2005/102877. De bekende inrichting heeft een eerste transporteur en een tweede transporteur, waarbij tussen de eerste en de tweede transporteur een parallelle overgang aanwezig is. Een dergelijke overgang voorkomt dat producten gemakke- Iijk instabiel worden bij het passeren daarvan, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een kopse overgang tussen twee transporteurs . Er bestaat thans behoefte aan het verhogen van de transportcapaciteit van de inrichting. Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een inrichting die in deze behoefte voorziet.

Dit doel wordt bereikt met de inrichting volgens de uitvinding die het kenmerk heeft, dat de eerste en de tweede transporteur elk zijn voorzien van ten minste een tweede transportbaan respectievelij k tweede overgang en tweede stuurorgaan teneinde ten minste twee paren met elkaar samenwerkende eerste transportbanen en met elkaar samenwerkende tweede transportbanen te vormen, waarbij ten minste de eerste transporteur een paralleldeel heeft waarin de eerste en twee-

de transportbaan van de eerste transporteur parallel aan el- kaar lopen en de onderlinge afstand daarvan in dwarsrichting van de eerste en tweede transportbaan kleiner is dan de breedte van de eerste transportbaan van de tweede transpor- teur ter plaatse van de eerste overgang.

Door deze kenmerken kan met de inrichting volgens de uitvinding een hogere transportcapaciteit worden bereikt, terwijl toch de mogelij kheid wordt geboden om de inrichting compact te houden. Vanwege de in zijdelingse richting beno- digde ruimte voor parallelle overgangen is de inrichting volgens de uitvinding niet eerder overwogen om de transportcapaciteit bij toepassing van dit type overgang te verhogen door middel van meerdere transportbanen. Door de geringe onderlinge afstand tussen twee transportbanen in dwarsrichting daarvan in het paralleldeel wordt de door de inrichting inge- nomen ruimte geminimaliseerd. Met de inrichting volgens de uitvinding kan dus een relatief hoge transportcapaciteit worden bereikt met meerdere onafhankelijke productstromen.

Verder is het door de meerdere parallele overgangen mo- gelijk om elk van de transportbanen van tenminste een productgeleiding aan een kant van de overgangen te verschaf- fen, welke geleiding bij de overgang niet onderbroken wordt waardoor de scheiding van productstromen en een verhoogde stabiliteit zeker gesteld is. Bij een de voorkeur genietende uitvoeringsvorm zijn de tenminste eerste en tweede transportbaan van de eerste en de tweede transporteur zodanig parallel naast elkaar opgesteld dat de eerste en tweede overgang in de transportrichting zij- delings zijn versprongen, en ligt de eerste transportbaan van de tweede transporteur ter plaatse van de eerste overgang aan dezelfde zijde van de eerste transportbaan van de eerste transporteur als de tweede transportbaan van de tweede transporteur ter plaatse van de tweede overgang aan de zijde van de tweede transportbaan van de eerste transporteur ligt. Door deze opstelling kan de inrichting in aanvulling op het com- pacte paralleldeel ook compact gebouwd worden ter plaatse van de overgangen.

De inrichting is ter plaatse van de overgangen nog com- pacter wanneer de eerste transportbaan van de tweede transporteur althans ongeveer in het verlengde ligt van de tweede transportbaan van de eerste transporteur. In een praktische uitvoeringsvorm zijn de aan de eerste en tweede overgang grenzende parallelle gedeelten van de ten- minste eerste en tweede transportbaan van de eerste en tweede transporteur gekromd. Dit biedt het voordeel, dat talrijke vormen van transporteurs mogelijk zijn, terwijl de parallelle overgangen gehandhaafd kunnen blijven.

Bij een voordelige uitvoeringsvorm heeft ten minste een van de transporteurs tenminste gedeeltelijk een spiraalvorm. Eventueel hebben de eerste en de tweede transporteur voor en na de eerste en tweede overgang een spiraalvorm. Het voordeel van een spiraalvorm is de gunstige verhouding tussen de leng- te van een transportbaan en de daardoor ingenomen ruimte. Onder spiraalvorm wordt hierin de driedimensionale helixvorm verstaan.

Bij een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting omvat de eerste en tweede transporteur twee paren eerste en tweede transportbanen, welke zodanig zijn opgesteld, dat de eerste transportbaan van de tweede transporteur zich ter plaatse van de eerste overgang aan de van de tweede transportbaan van de eerste transporteur afgekeerde zijde van de eerste transportbaan van de eerste transporteur bevindt, en de tweede transportbaan van de tweede transporteur zich ter plaatse van de tweede overgang aan de van de eerste transportbaan van de eerste transporteur afgekeerde zijde van de tweede transportbaan van de eerste transporteur bevindt. Deze opstelling biedt de mogelijkheid om de transportbanen van de eerste transporteur in de richting van de tweede transporteur zo lang mogelijk aan elkaar te laten grenzen.

Bij voorkeur vormen de twee paren eerste en tweede transportbanen een eenheid, waarin het paralleldeel zich di- rect vanaf de eerste en de tweede overgang uitstrekt, zoals gezien vanaf de tweede naar de eerste transporteur, en waar- bij de inrichting is voorzien van ten minste twee van

dergelijke eenheden, waarbij de eenheden ter plaatse van de eerste en tweede transportbanen van de eerste transporteurs tenminste gedeeltelijk parallel aan elkaar lopen binnen een parallel gedeelte van een paralleltransporteur, en waarbij de afstand tussen de eenheden voorbij het parallelle gedeelte toeneemt, zoals gezien vanaf het parallelle gedeelte naar de overgangen.

Verder kan de paralleltransporteur tenminste gedeeltelijk een spiraalvorm hebben, waarbij de eenheden eventueel op verschillende niveaus de spiraalvorm verlaten, zoals gezien langs een centrale as van de spiraalvorm.

Bij een andere uitvoeringsvorm zijn de tenminste eerste en tweede transportbanen van de eerste en tweede transporteur zodanig opgesteld dat de tenminste eerste en tweede overgan- gen, in de dwarsrichting van de eerste en tweede transportbanen ter plaatse van de eerste en tweede overgang gezien, althans ongeveer in lijn liggen. Dit is een eenvoudi- ge opstelling, waarbij de eerste transporteur er vanwege het paralleldeel toch voor zorgt dat de inrichting compact is. Bij nog een andere uitvoeringsvorm zijn de eerste en tweede transportbaan van de eerste en tweede transporteur zodanig opgesteld dat de eerste en tweede overgang boven elkaar liggen. Hierdoor wordt weinig ruimte in de dwarsrichting van de transportbanen ter plaatse van de overgangen ingenomen . Tussen de tenminste eerste en tweede transportbaan van tenminste de tweede transporteur kan ten minste een verdere overgang zijn verschaft, waarover de producten tussen de eerste en de tweede transportbaan van de tweede transporteur door middel van ten minste een verplaatsingsorgaan verplaats- baar zijn teneinde de van de eerste transporteur naar de tweede transporteur getransporteerde producten van de tweede naar de eerste of van de eerste naar tweede transportbaan van de tweede transporteur te brengen, of de van de tweede transporteur naar de eerste transporteur getransporteerde producten over de eerste en de tweede transportbaan van de tweede transporteur te verdelen. Deze uitvoeringsvorm verschaft de mogelijkheid om de tweede transporteur als een

samenvoegingsorgaan of verdeler van producten te laten die- nen. Vanwege de parallelle overgangen kunnen de producten op een stabiele wijze van verschillende transportbanen naar een gemeenschappelijke baan worden gebracht of vanaf een gerαeen- schappelijke baan over aangrenzende transportbanen verdeeld worden .

Om de stabiliteit te maximaliseren, kunnen de tenminste eerste en tweede transportbaan van de tweede transporteur zo- danig worden aangedreven, dat deze dezelfde transportsnelheid hebben.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm strekt de eerste transportbaan van de tweede transporteur zich, vanuit de tweede transporteur naar de eerste transporteur gczien, voor- bij de eerste overgang uit en heeft een op afstand van de eerste overgang gelegen eerste distaal gedeelte, terwijl de eerste transportbaan van de eerste transporteur een op afstand van de eerste overgang gelegen tweede distaal gedeelte heeft, waarbij de afstand tussen de eerste overgang en het eerste distale gedeelte gelijk is aan de afstand tussen de eerste overgang en het tweede distale gedeelte, wanneer de afstand langs een rechte Iijn wordt gemeten, maar waarbij de lengte van de eerste transportbaan van de eerste transporteur tussen de eerste overgang en het tweede distale gedeelte lan- ger is dan de lengte van de eerste transportbaan van de tweede transporteur tussen de eerste overgang en het eerste distale gedeelte, teneinde de eerste transportbaan van de tweede transporteur tenminste gedeeltelijk een bypass voor de eerste transportbaan van de eerste transporteur te laten vor- men. Dit heeft met name een voordeel bij een bufferinrichting, omdat het daarbij gewenst kan zijn om producten via een bypass te kunnen transporteren wanneer er niet gebufferd hoeft te worden.

Het bij de eerste overgang behorende eerste stuurorgaan kan schakelbaar zijn voor het al dan niet verplaatsen van producten tussen de eerste transportbaan van de tweede transporteur en de eerste transportbaan van de eerste transporteur. Dit is met name gewenst wanneer de tweede

transporteur als verdeler voor het verdelen van een product- stroom over verschillende transportbanen wordt toegepast.

De uitvinding heeft ook betrekking op een verdeler voor het verdelen van producten afkomstig van een gemeenschappe- lijke transportbaan naar ten minste drie transportbanen, welke gemeenschappelij ke transportbaan en transportbanen aan- drijfbaar zijn in een transportrichting, zich parallel aan elkaar uitstrekken en aan elkaar grenzen, en waarbij tussen de gemeenschappelij ke transportbaan en de daaraan grenzende eerste transportbaan ten minste een eerste verdelerovergang aanwezig is, over welke eerste verdelerovergang de producten tussen de gemeenschappelij ke transportbaan en de eerste transportbaan verplaatsbaar zijn door middel van een bij de eerste verdelerovergang behorend eerste verplaatsingsorgaan, waarbij tenminste het eerste verplaatsingsorgaan schakelbaar is voor het al dan niet verplaatsen van de producten van de gemeenschappelij ke transportbaan naar de eerste transportbaan teneinde voor de producten twee verschillende trajecten na het eerste verplaatsingsorgaan te kunnen selecteren, en waar- bij de verdeler verder is voorzien van een aantal verdere overgangen en daarbij behorende verplaatsingsorganen voor het verder verdelen van de producten naar de transportbanen, van welke verplaatsingsorganen er ten minste twee schakelbaar zijn en zodanig zijn opgesteld, dat het ene schakelbare ver- plaatsingorgaan de producten afkomstig uit het ene geselecteerde traject over twee aan elkaar grenzende transportbanen kan verdelen, terwijl het andere schakelbare verplaatsingorgaan de producten afkomstig uit het andere geselecteerde traject over twee aan elkaar grenzende transportbanen kan verdelen.

Bij voorkeur is het eerste verplaatsingsorgaan sneller schakelbaar dan de andere schakelbare verplaatsingsorganen, omdat snel schakelbare verplaatsingsorganen significant duur- der zijn dan langzaam schakelbare verplaatsingsorganen wanneer producten uit zeer hoge productstromen, bijvoorbeeld 30.000 producten per uur, zijwaarts verplaatst dienen te wor- den. Door de hierboven gedefinieerde opstelling met een snel

schakelbaar verplaatsingsorgaan en tenminste twee langzaam schakelbare verplaatsingsorganen toe te passen, kan een van de langzaam schakelbare verplaatsingsorganen omgeschakeld worden in de tijdsperiode, waarin het snel schakelbare ver- plaatsingsorgaan in een zodanig positie staat dat langs dit langzaam schakelbare verplaatsingsorgaan geen producten stro- men.

De gemeenschappelij ke transportbaan kan voorbij het eerste verplaatsingsorgaan en eventueel verdere verplaat- singsorganen in de transportrichting gezien overgaan in een transportbaan van de tweede transporteur . Hierdoor hoeft geen extra gemeenschappelij ke transportbaan naast de tweede transporteur te worden aangebracht .

De uitvinding zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, die uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding schematisch weergeven.

Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een gedeel- te van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding . Fig. 2 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een eerste alternatieve uitvoeringsvorm.

Fig. 3 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een tweede alternatieve uitvoeringsvorm.

Fig. 4 is een met Fig. 1 overeenkomend aanzicht van een derde alternatieve uitvoeringsvorm.

Fig. 5 is een schematisch bovenaanzicht van een gedeel- te van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de tweede transporteur als een samenvoeg- orgaan functioneert . Fig. 6a en 6b zijn schematische bovenaanzichten van alternatieve uitvoeringsvormen van die volgens Fig. 5.

Fig. 7a-7d zijn schematische bovenaanzichten van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de tweede transporteur als een verdeler functioneert, hetgeen in vier verschillende situaties wordt geϊllustreerd.

Fig. 8a-8d zijn met Fig. 7a-7d overeenkomende aanzich- ten, waarin een alternatieve uitvoeringsvorm van de verdeler wordt getoond.

Fig. 9 is een schematisch bovenaanzicht van een alter- natieve uitvoeringsvorm van een verdeler volgens de uitvinding.

Fig. 10 is een perspectivisch aanzicht van een gedeelte van een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van de inrich- ting volgens de uitvinding. Fig. 1 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting 1 voor het transporteren van producten volgens de uitvinding. De uitvoeringsvorm is voorzien van een eerste transporteur 2 en een tweede transporteur 3. Beide transporteurs 2, 3 hebben aandrijfbare transportbanen 4a-d respectievelij k 5a-d voor het daarop dragen en transporteren van de producten. Bij de getoonde uitvoeringsvorm zijn de eerste en de tweede transporteur 2, 3 elk voorzien van vier parallelle en aan elkaar grenzende transportbanen 4a-d en 5a-d. De transportbanen 4a- d, 5a-d worden aangedreven door aandrij fmiddelen, zoals elek- tromotoren 6, die voor de eerste transporteur 2 in Fig. 1 zijn geϊllustreerd. De eerste transporteur 2 heeft in dit ge- val spiraalvormige transportbanen 4a-d met een rechtlijnige uitloop en de tweede transporteur 3 heeft rechtlijnig verlo- pende transportbanen 5a-d. De transportbanen 4a-d, 5a-d kunnen bijvoorbeeld transportbanden of lamellenbanden zijn.

Hoewel de uitvinding niet beperkt is tot een eerste transporteur 2 met een spiraalvorm blijkt de spiraalvorm een voordelige uitvoeringsvorm te zijn vanwege de gunstige ver- houding tussen de lengte van een transportbaan en de daardoor ingenomen ruimte . Dit is zeker van belang bij bufferinrich- tingen, waarvoor de onderhavige uitvinding met de parallel geschakelde transportbanen dan ook zeer geschikt is.

De transportbanen 4a-d en 5a-d van de eerste respectievelijk tweede transporteur 2, 3 vormen paren met elkaar samenwerkende transportbanen. Een eerste transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 en een eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 werken bijvoorbeeld met elkaar samen

via een eerste overgang 7a, die ook bekend staat als een pa- rallelle overgang. Dit betekent dat de aan de eerste overgang 7a grenzende gedeelten van het paar eerste transportbanen 4a, 5a althans ongeveer parallel aan elkaar zijn en althans onge- veer dezelfde transportrichting hebben. In Fig. 1 is nabij de eerste overgang 7a tussen het paar eerste transportbanen 4a, 5a verder een eerste stuurorgaan in de vorm van een vaste ge- leiding 8a getoond, die tijdens aandrijving van de eerste transportbanen 4a en 5a de op de eerste transportbaan 4a aan- wezige producten naar de eerste transportbaan 5a geleidt.

Het blijkt dat een dergelijke parallelle eerste overgang 7a gunstig is om producten op stabiele wijze van de ene transportbaan 4a naar de andere 5a te verplaatsen. In de praktijk zal de snelheid van de aan elkaar grenzende gedeel- ten van de eerste transportbanen 4a en 5a ter plaatse van de eerste overgang 7a overigens ook vaak gelijk zijn. In Fig. 1 is met pijlen aangegeven welke weg de producten binnen de in- richting 1 volgen.

Omdat er in de praktijk behoefte bestaat aan hoge transportcapaciteiten is de inrichting 1 volgens de uitvin- ding voorzien van meerdere met elkaar sarαenwerkende paren transportbanen 4a-d en 5a-d. In Fig. 1 is dit gelllustreerd met ondermeer een tweede transportbaan 4b van de eerste transporteur 2, die via een tweede overgang 7b en een tweede stuurorgaan 8b met een tweede transportbaan (5b) van de tweede transporteur 3 samenwerkt. Een bijzonder kenmerk van de uitvinding is dat ondanks de toepassing van de eerste en tweede parallelle overgangen 7a, 7b tenminste de eerste transporteur 2 een paralleldeel heeft waarin tenminste de eerste en tweede transportbaan 4a-b parallel aan elkaar lopen en de onderlinge afstand daarvan in de dwarsrichting van de transportbanen 4a-b kleiner is dan de breedte van de eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 ter plaatse van de eerste overgang 7a. In de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 zijn alle transportbanen 4a-d, 5a-d van dezelfde breedte en op dezelfde wijze als de eerste transportbanen 4a-b, 5a-b ge- schakeld, raaar dit is niet noodzakelij k. Het paralleldeel zou

dan gedefinieerd kunnen worden als het deel waar de afstand tussen de transportbanen 4a-d van de eerste transporteur 2 kleiner is dan de breedte van de smalste transportbaan 5a-d van de tweede transporteur 3 ter plaatse van de overgangen 7a-d.

Omdat de transportbanen 4a-d van de eerste transporteur 2 en de transportbanen 5a-d van de tweede transporteur 3 in ieder geval op afstand van de overgangen 7a-d dicht naast el- kaar liggen kan de inrichting 1 compact gebouwd worden, hetgeen niet bereikt zou worden als de parallelle overgangen 7 zonder raeer naast elkaar geplaatst zouden worden.

In de uitvoeringsvorm volgens Fig. 1 wordt het paral- leldeel bij de eerste transporteur 2 ondermeer gevormd door het spiraalvormige deel, terwijl de tweede transporteur 3 al- leen een rechtlijnig paralleldeel heeft . Bovendien begint het paralleldeel bij beide transporteurs 2, 3 althans ongeveer direct aan weerszijden van de overgangen 7a-7d.

In de uitvoeringsvorm zijn de transportbanen 4a-d, 5a-d van de eerste respectievelij k de tweede transporteur 2, 3 zo- danig ten opzichte van elkaar gepositioneerd en zodanig parallel uitgevoerd, dat de eerste en tweede overgang 7a, 7b in de transportrichting zijdelings zijn versprongen. Verder ligt de eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 ter plaatse van de eerste overgang 7a aan dezelfde zijde van de eerste transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 als de tweede transportbaan 5b van de tweede transporteur 3 ter plaatse van de tweede overgang 7b aan de zijde van de tweede transportbaan 4b van de eerste transporteur 2 ligt. Een der- gelijke positionering geldt ook voor de overige transportbanen, zodat een getrapte vorm ontstaat, zoals te zien is in Fig. 1. Deze opstelling kan worden bereikt door de overgangen 7a-d tussen twee met elkaar samenwerkende transportbanen 4a-d en 5a-d ter plaatse van eindgedeelten van de transportbanen te verschaffen. Hierdoor is bijvoorbeeld aan het kopse uiteinde van de tweede transportbaan 4b van de eerste transporteur 2 ruimte om de eerste transportbaan 5a van

de tweede transporteur 3 in het verlengde van de tweede transportbaan 4b van de eerste transporteur 2 aan te brengen.

Er wordt opgemerkt, dat volgens Fig. 1 de producten vanaf de spiraalvormige eerste transporteur 2 in de richting van de rechtlijnige tweede transporteur 3 worden verplaatst. Uiteraard is ook de omgekeerde richting denkbaar, waarbij de geleidingen 8a-d uiteraard aan de tegenover gelegen zijden van de overgangen 7a-d dienen te worden geplaatst. In dat ge- val bewegen de transportbanen 4a-d, 5a-d in de richting tegengesteld aan die is aangegeven met de pijlen in Fig. 1. Fig. 2 toont een eerste alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting 1, waarbij de overgangen 7a-c zich in het spiraalvormige deel van de eerste en tweede transporteur 2, 3 bevinden. De aan de overgangen 7a-c grenzende parallelle ge- deelten van transportbanen 4a-c, 5a-c van de eerste en tweede transporteur 2, 3 zijn hier dus gekromd. In dit geval hebben de eerste en de tweede transporteur 2, 3 elk drie parallelle transportbanen 4a-c, respectievelij k 5a-c. Ook bij deze uitvoeringsvorm zijn de overgangen 7a-c in de transportrichting van de transportbanen 4a-c, 5a-c gezien, zijdelings verspron- gen. Fig. 2 is een duidelijke illustratie van de compactheid van de inrichting 1 in het geval van spiraalvormige transpor- teurs 2, 3.

Een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van de inrich- ting 1 volgens de uitvinding is schematisch afgebeeld in Fig. 3. In dit geval wordt de eerste transporteur 2 gedeeltelijk gevormd door vier parallelle spiraalvormige transportbanen 4a-d. Het paralleldeel van de eerste transporteur 2 ligt nu op afstand van de overgangen 7a-d, omdat pas op afstand van de overgangen 7a-d de onderlinge afstand tussen twee naast elkaar gelegen transportbanen 4a-d kleiner is dan de breedte van de transportbanen 5a-d van de tweede transporteur 3. Zo- als in Fig. 3 is geϊllustreerd, lopen de transportbanen 4a-d van de eerste transporteur 2 vanaf de overgangen 7a-d dichter naar elkaar toe in de richting van het paralleldeel. De tweede transporteur 3 omvat vier parallelle banen 5a-d.

Bij deze uitvoeringsvorm liggen de overgangen 7a-d in de dwarsrichting van de transportbanen 4a-d, 5a-d ter plaatse van de overgangen 7a-d althans ongeveer in Iijn. Bij de twee- de transporteur 3 blijven de transportbanen 5a-d vanaf de overgangen 7 evenwijdig lopen, zodat de tweede transporteur 3 in dit geval geen paralleldeel heeft, zoals dat hierboven is gedefinieerd. Het is natuurlijk denkbaar, dat ook deze banen 5a-d in de richting vanaf de overgangen 7a-d gezien naar el- kaar toelopen om de tweede transporteur 3 ook compacter te kunnen bouwen.

Fig. 4 toont een derde alternatieve uitvoeringsvorm. In dit geval is de eerste transporteur 2 spiraalvormig en is de inrichting 1 opgebouwd uit drie eenheden 9, 9' en 9' ' van elk twee paren met elkaar samenwerkende transportbanen 4a-b, 5a- b. De eenheden 9, 9' , 9' ' zijn in een deel van de spiraalvorm parallel aan elkaar. De inrichting 1 volgens deze uitvoeringsvorm is opgebouwd uit drie parallel geschakelde eerste transporteurs 2, die tezamen een paralleltransporteur vormen welke gedeeltelijk een spiraal- of helixvorm heeft. Ter plaatse van de eerste en tweede transportbanen 4a, 4b lopen de eenheden 9, 9' , 9' ' in een parallel gedeelte van de paralleltransporteur parallel aan elkaar. De afstand tussen de eenheden 9, 9' , 9' ' voorbij het parallelle gedeelte neemt toe, zoals gezien vanaf het parallelle gedeelte naar de over- gangen 7a, 7b van de eenheden 9, 9', 9''. De transportbanen 4a, 4b van elke eenheid 9, 9', 9' ' verlaten in de getoonde uitvoeringsvorm de paralleltransporteur op verschillende op afstand van elkaar gelegen locaties, zoals gezien in de langsrichting van de eerste en tweede transportbanen 4a, 4b van de eerste transporteurs 2. Het is mogelijk dat de transportbanen 4a, 4b van elke eenheid 9, 9', 9'' de spiraalvorm op een ander niveau verlaten, zoals gezien langs een centrale as van de spiraalvorm. Het is echter ook mogelijk, dat een laatste gedeelte van de paralleltransporteur nabij de over- gangen 7a, 7b van de eenheden 9, 9', 9 f ' zich bijvoorbeeld in een horizontaal vlak uitstrekt, zodat de eerste en tweede transportbanen van de tweede transporteurs 3 van de eenheden

9, 9' , 9' ' in verschillende richtingen in een horizontaal vlak uitwaaieren.

Onder verwijzing naar Fig. 4 zal de opbouw van een een- heid 9 worden toegel±cht. De eenheid 9 omvat twee paren met elkaar samenwerkende eerste en tweede transportbanen 4a, 5a respectievelijk 4b, 5b. De eerste en tweede transportbanen 5a en 5b van de tweede transporteur 3 van de eenheid 9 bevinden zich aan weerszijden van de transportbanen 4a, 4b van de eerste transporteur 2. Dit betekent, dat producten die over de transportbanen 4a en 4b naar transportbanen 5a en 5b worden getransporteerd, ter plaatse van de overgangen 7a-b in tegen- overgestelde richting worden verplaatst door middel van de geleidingen 8a en 8b.

Fig. 5 toont een spiraalvormige eerste transporteur 2 met rechtlijnig uitlopende transportbanen 4a-d en een recht- lijnige tweede transporteur 3. Bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting 1 functioneert de tweede transporteur 3 als een samenvoegorgaan, waarbij de vanaf de eerste transporteur 2 naar de tweede transporteur 3 getransporteerde producten wor- den samengevoegd naar een gemeenschappelij ke transportbaan

10. In deze uitvoeringsvorm worden alle transportbanen 5a-d van de tweede transporteur 2 bij voorkeur door een elektromo- tor 6' aangedreven, zodat alle transportbanen 5a-d dezelfde transportsnelheid hebben. In dit geval zijn bijvoorbeeld de twee naast elkaar ge- legen eerste en tweede transportbanen 5a en 5b van de tweede transporteur 3 voorzien van ten minste een overgang lib waar- over de producten van de transportbanen 5b naar de transportbaan 5a door middel van een verplaatsingsorgaan 12b verplaatsbaar zijn. Een dergelijke overgang lib en bijbeho- rend verplaatsingsorgaan 12b zijn ook bij de overige transportbanen 5b-5c en 5c-5d van de tweede transporteur 3 aanwezig {ter illustratie is de overgang Hd en bijbehorend stuurorgaan 12d met verwijzingscij fers aangegeven) , zodat al- Ie van de eerste transporteur 2 afkomstige producten naar de transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 worden samengevoegd. Van daar worden de producten via een parallelle

overgang naar de gemeenschappelijke transportbaan 10 ver- plaatst. In Fig. 5 is te zien, dat de verplaatsingsorganen of geleiders 12a-12d zich over alle transportbanen 5a-d van de tweede transporteur 3 uitstrekken. Voor de duidelij kheid zijn de verwijzingscijfers met betrekking tot de verplaatsingsorganen 12a en 12c, en de overgangen 11a en lie weggelaten.

Fig. βa en 6b tonen twee uitvoeringsvormen van een spi- raalvormige eerste transporteur 2, maar nu met drie rechtlijnig uitlopende transportbanen 4a-c en een rechtlijni- ge tweede transporteur 3. Bij deze uitvoeringsvormen van de inrichting 1 is de transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 een lange transportbaan die zich, vanaf de tweede transporteur 3 naar de eerste transporteur 2 gezien, voorbij de overgang 7a uitstrekt. In dit geval functioneert de trans- portbaan 5a als een bypass voor de eerste transporteur 2, hetgeen een voordeel is wanneer de eerste transporteur 2 als een buffer wordt toegepast. Indien buffering op een bepaald moment niet noodzakelijk is, hoeven de producten geen onnodig lang traject te volgen en kunnen zij het korte traject via de bypass 5c volgen. Eventueel wordt de bypass 5c apart aange- dreven, zodat deze in het geval dat niet gebufferd hoeft te worden bijvoorbeeld een andere snelheid kan aannemen.

Onder verwijzing naar Fig. 6a en 6b is deze configura- tie van de bypass als volgt gedefinieerd. De eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 strekt zich, vanuit de tweede transporteur 3 naar de eerste transporteur 2 gezien, voorbij de eerste overgang 7a uit . Verder heeft de eerste transportbaan 5a een eerste distaal gedeelte 13 op af- stand van de eerste overgang 7a, terwijl de eerste transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 een tweede dis ¬ taal gedeelte 14 op afstand van de eerste overgang 7a heeft. De afstand tussen de eerste overgang 7a en het eerste distale gedeelte 13 is gelijk aan de afstand tussen de eerste over- gang 7a en het tweede distale gedeelte 14, wanneer de afstand langs een rechte lijn wordt gemeten, maar de lengte van de eerste transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 is tussen de eerste overgang 7a en het tweede distale gedeelte 14

langer dan de lengte van de eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 tussen de eerste overgang 7a en het eerste distale gedeelte 13. Met andere woorden, wanneer een product vanaf het tweede distale gedeelte 14 de eerste trans- portbaan 4a van de eerste transporteur 2 volgt, wordt een langere weg afgelegd dan in het geval dat het product vanaf het eerste distale gedeelte 13 de eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 tot de eerste overgang 7a volgt. Verder worden bij deze uitvoeringsvorm de producten evenals als bij de uitvoeringsvorm volgens Fig. 5 via de overgangen lla-llc en door middel van de respectievelijke bijbehorende verplaatsingsorganen 12a-12c over de transport- banen 5a-c verplaatst. De verplaatsingsorganen 12a-12c zijn in dit geval ook statische geleidingen die ten opzichte van de tweede transporteur 3 een vaste positie hebben, maar op zichzelf eventueel actief kunnen zijn, bijvoorbeeld door mid- del van een aangedreven band of aangedreven rollen.

In de uitvoeringsvorm volgens Fig. 6a worden de producten samengevoegd naar transportbaan 5a van de tweede transporteur 3, terwijl in de uitvoeringsvorm volgens Fig. 6b de producten worden samengevoegd naar transportbaan 5c van de tweede transporteur 3 en van daar via de parallelle overgang lie naar de gemeenschappelijke transportbaan 10. In Fig. 6a is geϊllustreerd, dat de producten op de transportbaan 4b van de spiraalvormige eerste transporteur 2 via de overgang 7b respectievelij k de overgang 11a naar de transportbaan 5a van de tweede transporteur 3 worden getransporteerd, zoals aange- geven met pijlen. In Fig. 6b worden de producten via overgang 7b naar transportbaan 5b en weer in tegengestelde richting via overgang lib naar transportbaan 5a verplaatst. Van daar worden de producten via de parallelle overgang lie naar de gemeenschappelij ke transportbaan 10 getransporteerd.

Fig. 7a-7d tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting 1 met een gedeeltelijk spiraalvormige eerste transporteur 2 en een rechtlijnige tweede transporteur 3. Bij deze uitvoeringsvorm van de inrichting 1 functioneert de tweede transporteur 3 als een verdeler, waarbij de producten over

een gemeenschappelijke transportbaan 10 van de tweede trans- porteur 3 in de richting van de eerste transporteur 2 worden toegevoerd. In dit geval gaat de gemeenschappelijke transportbaan 10 over in de transportbaan 5d van de tweede transporteur 3, zodat de producten over de transportbanen 5a, 5b, 5c, 5d worden verdeeld en naar de eerste transporteur 2 worden getransporteerd. Tussen de twee naast elkaar gelegen transportbanen 5d en 5c is een eerste verdelerovergang 11a aanwezig waarover de producten tussen de transportbanen 5d en 5c verplaatsbaar zijn door middel van een eerste schakelbaar verplaatsingsorgaan 12a. AIs het schakelbare verplaatsingsor- gaan 12a geactiveerd is, zoals geϊllustreerd in Fig. 7a, kunnen de op transportbaan 10 aanwezige producten via de eerste verdelerovergang 11a naar de naastgelegen transportbaan 5c worden getransporteerd. Op transportbaan 5c worden de producten bij het bereiken van het stuurorgaan 12b via de overgang lib naar de transportbaan 5b van de tweede transporteur 3 verplaatst.

De naast elkaar gelegen transportbaan 5d en transport- baan 5c zijn verder voorzien van een tweede verdelerovergang lie waarover de producten tussen de transportbaan 5d en transportbaan 5c verplaatsbaar zijn door middel van een tweede schakelbaar verplaatsingsorgaan 12c. Wanneer het tweede schakelbare verplaatsingsorgaan 12c is geactiveerd, zoals ge- illustreerd in Fig. 7b, worden de op de gemeenschappelijke transportbaan 10 vόόr het tweede verplaatsingsorgaan 12c aanwezige producten via de tweede verdelerovergang lie naar de naastgelegen transportbaan 5c getransporteerd. Daar ontmoeten de producten het stuurorgaan 8c welke de producten via de overgang 7c naar transportbaan 4c geleidt.

Producten die via de eerste verdelerovergang 11a op transportbaan 5b terecht zijn gekomen, kunnen door een derde schakelbaar verplaatsingsorgaan 12d op transportbaan 5b blij- ven of naar transportbaan 5a worden geleid. Het zal duidelijk zijn dat het aantal transportbanen 4a-d, 5a-d, overgangen 7a- d, lla-d en stuur- en verplaatsingsorganen 8a-d, 12a-d verder uitgebreid kan worden.

In dit geval worden de transportbanen 5a-d door een elektromotor 6 aangedreven, zodat alle transportbanen 5a-d dezelfde transportsnelheid hebben. De transportbanen 4a-d van de eerste transporteur 2 kunnen afzonderlijk worden aangedre- ven, omdat de producten telkens maar naar een van de transportbanen 4a-d worden getransporteerd door selectie van de positie van de schakelbare verplaatsingsorganen 12a, 12c, 12d. In deze uitvoeringsvorm zijn de stuurorganen 8a-d en het verplaatsingsorgaan 12b statische geleidingen en de verplaat- singsorganen 12a, 12c, 12d schakelbare geleidingen. Overigens kunnen de geleidingen 8, 12 op zichzelf bijvoorbeeld beweeg- bare rollen of banden omvatten.

In de in Fig. 7a-7d getoonde uitvoeringsvorm is een combinatie van een snel schakelbare geleiding 12a en twee langzaam schakelbare geleidingen 12c, 12d toegepast. In Fig. 7a is de snel schakelbare geleiding 12c geactiveerd en worden de producten door middel van de langzaam schakelbare geleiding 12d via overgang Hd naar transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 verplaatst. In de tussentijd kan de langzaam schakelbare geleiding 12c eventueel van stand veranderen om de juiste positie in te nemen voordat de snel schakelbare geleiding 12a van positie verandert. In Fig. 7b is de snel schakelbare geleiding 12a gedeactiveerd en volgen de producten de transportbaan 5d en worden deze door de langzaam schakelbare geleiding 12c naar transportbaan 5c geleid. Daar worden de producten vervolgens via de overgang 7c en door middel van het stuurorgaan 8c naar de transportbaan 4c van de eerste transporteur 2 verplaatst. Ondertussen wordt de langzaam schakelbare geleiding 12d in een andere positie klaargezet, zodat wanneer de snel schakelbare geleiding 12a wordt geactiveerd, de producten via transportbanen 5d en 5c via overgang lib naar transportbaan 4b worden verplaatst, zo- als geϊllustreerd in Fig. 7c. Het voordeel van het toepassen van de langzaam schakelbare geleidingen 12c, 12d is, dat deze ten opzichte van een snel schakelbare geleiding significant goedkoper zijn. Met name voor snelle productstromen is deze

schakeling van schakelbare geleidingen 12a, 12c, 12d aantrek- kelijk.

Snel schakelbare geleidingen zijn in de techniek be- kend, zoals multi-segment kleppen. Dergelijke kleppen zijn in staat om uit een snelle productstroom slechts een willekeurig gekozen product uit de stroom van bewegingsrichting te veran- deren. Een snelle productstroom over een transportbaan is bijvoorbeeld 30.000 producten per uur.

Fig. 8a-8d toont een gedeeltelijk spiraalvormige eerste transporteur 2 en een rechtlijnige tweede transporteur 3. Bij deze uitvoeringsvorπi van de inrichting 1 functioneert de tweede transporteur 3 ook als een verdeler, zoals bij die volgens Fig. 7a-7d. In dit geval zijn drie snel schakelbare geleidingen 12a, 12c, 12d aanwezig om de producten vanaf een gemeenschappelij ke transportbaan 10, die in dit geval over- gaat in de transportbaan 5a van de tweede transporteur 3, direct naar de transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 te verplaatsen (met geleiding 12d) of indirect naar de trans- portbanen 4b en 4a via de transportbanen 5b en 5c (door middel van geleidingen 12c en 12a) . In dit geval behoort bij de eerste overgang 7a dus een schakelbare geleiding 12d in plaats van een overgang met een statische geleiding zoals in de bovengenoemde uitvoeringsvormen.

Fig. 9 toont een schematisch bovenaanzicht van een al- ternatieve uitvoeringsvorm van een verdeler volgens de uitvinding. Bij deze uitvoeringsvorm is de verdeler voorzien van een gemeenschappelij ke transportbaan 10 en drie transportbanen 5a-c. De gemeenschappelij ke transportbaan 10 en transportbanen 5a, 5b, 5c zijn aandrijfbaar in dezelfde transportrichting met dezelfde snelheid. Tussen de gemeenschappelij ke transportbaan 10 en de daaraan grenzende transportbaan 5c is een eerste verdelerovergang 11a aanwezig. Over de eerste verdelerovergang 11a zijn de producten tussen de gemeenschappelij ke transportbaan 10 en de transportbaan 5c verplaatsbaar door middel van een bij de eerste verdelerovergang 11a behorend eerste schakelbaar verplaatsingsorgaan 12a. Hiermee kunnen de producten naar de transportbaan 5c worden

geleid of worden doorgelaten. Aan het eind van de gemeen- schappelijke transportbaan 10 is een statische geleiding 12e aanwezig die de doorgelaten producten via de overgang lie naar de transportbaan 5c geleidt. De verdeler is verder voor- zien van twee overgangen lie, Hd en daarbij behorende schakelbare verplaatsingsorganen 12c, 12d. Daarmee kunnen de producten verder worden verdeeld naar de transportbanen 5a, 5b en 5c, zoals geϊllustreerd met behulp van pijlen in Fig. 9. De schakelbare verplaatsingsorganen 12c en 12d verdelen dus de producten, die afkomstig zijn van de transportbaan 5c of de gemeenschappelijke transportbaan 10, over twee aan el- kaar grenzende transportbanen 5a, 5b of 5b, 5c. Uiteraard zijn vele andere configuraties en uitbreidingen van transportbanen, overgangen en al dan niet schakelbare verplaatsingsorganen denkbaar.

Fig. 10 toont een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding. In dit geval heeft de eerste transporteur 2 een spiraalvorm en is een eerste ge- deelte van de tweede transporteur 3 uitgevoerd als rechtlijnige transporteur. De eerste en tweede transporteur

2, 3 hebben elk twee transportbanen 4a-b, 5a-b. De transportbanen 4a, 4b, 5a, 5b kunnen elk een aparte aandrijving hebben. De eerste transportbaan 4a van de eerste transporteur 2 werkt via de overgang 7a sarαen met de eerste transportbaan 5a van de tweede transporteur 3; en de tweede transportbaan 4b van de eerste transporteur 2 werkt via de overgang 7b sa- men met de tweede transportbaan 5b van de tweede transporteur

3. Verder is in Fig. 10 het eerste stuurorgaan 8a schematisch getoond. Het paralleldeel is in Fig. 10 overigens niet afge- beeld. Eventueel is de uitvoeringsvorm volgens Fig. 10 ook denkbaar zonder paralleldeel.

Bij deze uitvoeringsvorm liggen de paren transportbanen 4a-b en 5a-b ter plaatse van de overgangen 8a, 8b boven el- kaar, zodat ook de eerste en de tweede overgang 7a, 7b boven elkaar liggen. Hierdoor wordt in zijdelingse richting van de transportbanen 4a-b, 5a-b ruimte bespaard. In Fig. 10 zijn verder voor de eerste transportbaan 4a en tweede transport-

baan 4b respectievelijk terugvoerbanen 4a' en 4b' getoond, welke niet parallel lopen met het spiraalvormige deel van de eerste transporteur 2 en een relatief kort traject volgen te- rug naar een begingedeelte van de spiraalvorm. Bij de eerste transporteur 2 volgens Fig. 10 zijn de transportbanen 4a, 4b in elkaar gevlochten. In de langsrich- ting langs de centrale hartlijn van de spiraalvorm gezien wisselen bij deze zogenaamde double twist spiraal de eerste transportbaan 4a en tweede transportbaan 4b elkaar af, zie Fig. 10. In feite zijn meerdere boven elkaar gelegen paral- lelle transportbanen tezamen in een helixvorm gewikkeld en hoeft de eerste transporteur 2 niet beperkt te zijn tot twee transportbanen 4a r 4b. Eventueel is denkbaar, dat elke transportbaan 4a, 4b weer naast elkaar gelegen parallelle deelbanen heeft, die eventueel weer onafhankelijk van elkaar aandrijfbaar zijn.

Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat met de in- richting volgens de uitvinding een hoge transportcapaciteit tussen twee transporteurs wordt bereikt, waarbij parallelle overgangen voor een stabiele overgang van de producten tussen de transporteurs zorgen, terwijl de inrichting bovendien compact gehouden kan worden.

De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekeningen weergegeven en hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Er kunnen bijvoorbeeld kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen worden gecombi- neerd. Verder zijn vele variaties denkbaar met betrekking tot de positionering van de overgangen tussen twee naast elkaar gelegen parallelle transportbanen van de tweede transporteur. Voorts is een inrichting denkbaar, waarbij niet een enkele productstroom per baan wordt getransporteerd, maar een massa productstroom; eventueel wordt de massa productstroom over meerdere parallelle banen geleid.